- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden

Een onderdeeltje van de samenvatting - BIOgenie 5.2/6.2 - leerboek Biologie voor de derde graad
-
1 Structuur van chromatine en chromosomen
-
1.1 Prokaryote en eukaryote cellen
-
Geef het verschil tussen prokaryote en eukaryote cellen.
Prokaryote cel:
- Geen compartimentering in celorganellen
- DNA is nier opgerold rond proteïnen en ligt los in het cytoplasma
- Komt voor bij bacteriën en archaea
Eukaryote cel:
- Compartimentering in celorganellen
- DNA is opgerold rond bepaalde proteïnen en samen (DNA + histonen) komen ze voor als chromatine in de celkern
- Komt voor bij alle meercelligen en bij sommige eencelligen (Bv. Gisten en algen) -
1.2 Leven van een cel in een notendop
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat bedoelt men met de groei van een cel?Een cel kan maar beperkt in omvang toenemen; voor werkelijke groei van een organisme is vermeerdering van cellen nodig.
-
Wat gebeurt er tijdens de
interfase enceldelingsfase ? Waar gebeurt dit vooral?Er gebeuren vooral in de celkern grote veranderingen. Zo zal tijdens deinterfase het DNA exact gekopieerd worden. Tijdens deceldelingsfase zal het uitzicht vanchromatine (DNA +histonen ) drastisch wijzigen. -
1.3.1 Kernmembraan
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3.1
Laat hier meer flashcards zien -
Waaruit bestaat het kernmembraan van een eukaryote cel?Het kernmembraan bestaat uit 2 membranen die elk opgebouwd zijn uit een fosfolipidendubbellaag. Het buitenste membraan vormt een doorlopend gehaal met het endoplasmatisch reticulum. Verspreid in het kernmembraan komen kernporiën voor. Kernporiën worden gevormd door zeer complexe membraanproteïnen die waterrijke kanalen vormen.
-
1.3.2 Nucleolus (kernlichaampje)
-
Wat is de functie van de nucleoli?Het zijn de aanmaakplaatsen van het ribosomaal RNA (rRNA), dat nodig is voor de opbouw van ribosomen. In het cytosol is er nood aan grote aantallen ribosomen, die moeten tussenkomen in de proteïnesynthese. Ribosomen bestaan niet alleen uit rRNA, maar zijn ook opgebouwd uit een aantal proteïnen. De ribosomale proteïnen worden gesynthetiseerd in het cytosol en dan getransporteerd naar de celkern. In de nucleolus gebeurt het ineenzetten van rRNA en ribosomale proteïnen tot twee aparte subeenheden. Doorheen de kernporiën is transport van de ribosomale subeenheden naar het cytosol mogelijk.
-
1.3.3 Chromatine
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de verschillen tussen euchromatine en heterochromatine?Euchromatine:
- lichtgrijs op afbeelding
- minder compact opgevouwen
- minder eiwitten
- actief
Heterochromatine:
- donkergrijs op afbeelding
- meer compact opgevouwen
- meer eiwitten
- inactief -
1.3.3.1 Chemische samenstelling van nucleïnezuren
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3.3.1
Laat hier meer flashcards zien -
In welke chemische samenstelling verschillen DNA en RNA?- de suikermolecule van de nucleotiden
- de base thymine die in RNA vervangen is door uracil -
De C-atomen van de suikermolecule worden genummerd in wijzerzin, vertrekkend na het O-atoom. De cijfers worden aangegeven met een accent (') om duidelijk te maken dat het C-atomen zijn van de suikermolecule en niet van de base (zonder accent). Waar zijn de base, de fosfaatgroep en een hydroxylgroep (-OH) aan vastgehecht?In een nucleotide is de base altijd gebonden aan het C-atoom 1' en de fosfaatgroep aan het C-atoom 5'. Op het C-atoom 3' is een hydroxylgroep (-OH) vastgehecht.
-
Hoe worden de verschillende nucleotiden met elkaar verbonden?Tussen de fosfaatgroep van het ene nucleotide en de 3'-hydroxylgroep van een ander nucleotide kunnen er bindingen er bindingen voorkomen, waardoor er lange ketens van nucleotiden kunnen worden gevormd. Er is altijd een vrije fosfaatgroep aan het 5'-uiteinde en een hydroxylgroep aan het 3'-uiteinde. Nucleïnezuren bezitten zo een intrinsieke en herkenbare oriëntatie 5' --> 3' of omgekeerd. Die oriëntatie is van belang bij o.a. De DNA-replicatie.
-
1.3.3.2 Ruimtelijke structuur van DNA
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3.3.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat ontdekten James Watson en Francis Crick over de ruimtelijke structuur van DNA?- DNA is een dubbele helix
- DNA heeft eencomplementaire structuur
- DNA heeft een antiparallelle structuur
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
De volgende onderwerpen worden behandeld in bovenstaande samenvatting
-
basenvolgorde, nucleotiden, basen
-
dna-replicatie, dna-polymerase, dna-polymerasen
-
gameten, chromatine, zygote
-
mitochondriën, chloroplasten, replicatie-apparaat
-
kanker, chromosoom, kinetochoren
-
chromosomen, genetisch, telofase
-
genetisch, parthenogenese, kloonvorming
-
follikel, primair, rijpen
-
secundair, haploïde, geel
-
eierstokken, menstruatiecyclus, hypofysevoorkwab
-
urinebuis, klieren, buikholte
-
spermatogenese, spermatogonia, blaasje
-
urinebuis, prikkeling, baarmoeder
-
zaadcellen, eileider, baarmoederhals
-
binnendringen, pellucidevlies, enzymen
-
eileider, baarmoeder, afzonderlijk
-
foetale, leeftijd, lichaam
-
placenta, moederlijk, gedeelte
-
tweelingen, twee-eiige, zygoten
-
embryo, tweeling, placenta
-
stoffen, veroorzaken, afwijkingen
-
kinderen, cmv, afwijkingen
-
contracties, ontsluitingsfase, diameter
-
colostrum, samenstelling, weinig
-
zaaddodende, middelen, rubberen
-
natuurlijk, anticonceptie, kalendermethode
-
soa, opgespoord, besmetting