Samenvatting: Bouw En Werking Van Het Menselijk Lichaam (Een Integraal Medische Visie) | 9789081884358 | Eran Ehrlich

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Bouw en werking van het menselijk lichaam (een integraal medische visie) | 9789081884358 | Eran Ehrlich

• 2 Cellen, weefses

  Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
  Laat hier meer flashcards zien

• Welke twee stofwisselingsprocessen vinden er plaats in een lichaam? En waarin verschillen ze?

  Er zijn twee soorten stofwisselingsprocessen in een lichaam. Dat zijn de bouwstofwisseling en de energiestofwisseling. 
  
  De bouwstofwisseling wordt gebruikt om lichaamsweefsel aan te maken voor het lichaam. De cel gebruikt dan bouwstoffen, water en zuurstof. Als resultaat ontstaat er lichaamsweefsel maar er komen ook koolzuur en afvalstoffen vrij. 
  
  De energiestofwisseling wordt gebruikt bij het maken van energie. De cel gebruikt dan water en energiestoffen. Als resultaat komt er energie vrij, maar ook koolzuur, afvalstoffen en water.

• Uit welke 'onderdelen' is een cel globaal opgebouwd? En wat doen deze celorganellen?

  • Celmembraan - bescherming, opname en uitscheiding en ontvangen van prikkels

  • Celkern - Cel-regulatiecentrum en plaats van aflezen en kopiëren van het DNA

  • Ruw endoplasmatisch reticulum + ribosomen - aanmaakplaats voor eiwitten m.b.v Kopieën van genen (RNA) uit de celkern

  • Golgi-complex - bewerking en verpakking van eiwitten, koolhydraten en vetten voor gebruik binnen en buiten de cel

  • Mitochondrion - energiecentrale (verbranding van glucose en vetten)

  • Lysosoom - voedsel- en afvalverwerkingsinstallatie
    

• Leg uit wat we verstaan onder enzymen, waar en aan de hand waarvan ze worden gevormd en bij wat voor soorten chemische reacties ze worden ingezet.

  Enzymen zijn hulpstoffen. Ze worden door de cellen gevormd en zijn nodig bij duizenden verschillende chemische reacties in zowel bouwstofwisseling als energiestofwisseling. Daarnaast zijn ze ook nodig bij het verteren van voedingsstoffen in het spijsverteringskanaal en bij afbraak en vertering van bepaalde stoffen in de cel (bijv. Bacteriën in een afweercel). Er zijn enzymen die zowel splitsende functies hebben als enzymen die een functie hebben om stoffen aan elkaar te 'lijmen'. 
  
  Zo is bijvoorbeeld het enzym lactase een spijsverteringsenzym dat werkt bij de splitsing (vertering) van lactose. 

• Op welke manier is de cel afhankelijk van zijn omgeving om stoffen op te kunnen nemen en kwijt te raken?

  Een cel kan alleen goed stoffen opnemen en kwijtraken wanneer de omgeving van de cel -de tussencelruimte- steeds weer wordt ververst. Dit gebeurt doordat de vloeistof rondom elke cel, ook wel het tussencelvocht, in mindere of meerdere mate in beweging is en steeds vanuit het bloed ververst wordt. Dit wordt ook wel de weefselcirculatie (of microcirculatie) genoemd.

• 2.3.1 DNA, chromosomen en genen

  Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3.1
  Laat hier meer flashcards zien

• In welke vorm zit het DNA in de celkern?

  Het bevindt zich in de vorm van chromosomen en zitten in de celkern. Ze zijn daar te vinden in extreem, meervoudig opgekrulde toestand.

• Waarvandaan is het DNA in onze cellen oorspronkelijk afkomstig?

  Deze hebben we gekregen van onze ouders.

• Hoeveel chromosonen in een cel?

  Normaal gesproken bevat iedere lichaamscel 46 chromosomen, verdeeld over 23 paren.
  Van elk paar is 1 chromosoon afkomstig van de vader en 1 van de moeder.
  De paren 1 tot en met 22 zijn voor mannen en vrouwen gelijk.
  Het 23e paar chromosomen bevat de geslachtschromosomen.

• Wat versta je onder een gen?

  Een gen is een stukje chromosoom dat de code bevat waaruit een of meer erfelijke eigenschappen kunnen worden 'afgelezen' en verwerkelijkt. Oftewel, een gen is een drager van een erfelijke eigenschap.

• Voor wat voor soorten informatie kan een gen de code vormen?

  Een gen kan de code vormen voor een eiwit. Zo worden bijvoorbeeld de kleur van de ogen door bepaalde eiwitten bepaald die dus in de gen zitten.

• Hoeveel genen bevat elk chromosoom?

  
  Genen zijn stukjes DNA die coderen voor een erfelijke eigenschap. Het gehele menselijke genoom bestaat ongeveer uit 20.000 genen. Een mens is dus het product van 20.000 erfelijke eigenschappen die verdeeld liggen over 46 chromosomen van elke cel. In alle cellen van je lichaam zitten even veel (46) chromosomen.