Samenvatting: Test- En Toetstheorie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Test- en toetstheorie
-
1 Historische ontwikkeling van het testen
Dit is een preview. Er zijn 56 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
In de periode tussen de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog waren er nog twee manco’s in de ontwikkelde tests te bespeuren. Welke tekortkomingen worden besproken?
De tekortkomingen waren het ontbreken van de mogelijkheid om de tests groepsgewijs af te nemen, en het validatieonderzoek. -
Belangstelling van Cattell (promoveerde bij Wundt) voor individuele verschillen kan teruggevoerd worden op:
Op het werk van Galton. -
Welke belangrijke test organisaties zijn opgericht en wanneer?
Educational Testing Service (ETC) in1947 - Amerika- Test en Research
Commissie vanuit het NIP (COTAN) in1959 -Nederland - CITO in
1968 -Nederland . Volgens model ETC - Interuniversitair Onderzoeksinstituut voor Psychometrie en Sociometrie (IOPS) - 1987 - 7 Nederlandse universiteiten en een Belgische
Vanaf de jaren zestig heeft testgebruik in Nederland een hoge vlucht genomen. -
Wanneer deed de testtheorie zijn intrede in bij de beoordeling van school- en opleidingsprestaties?
In de jaren zeventig. Met de komst van de CITO die op grote schaal de testconstructie verzorgde. -
Wat zijn bekende projectietesten?
- De
Rorschachtest (1921 ) of inktvlekkentest. - De Thematic Apperception Test (TAT).
- De
-
2 Definitie, kenmerken en toepassingen van de test
Dit is een preview. Er zijn 65 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het vierde niveau van meten?
De verhoudingsschaal of wel 'ratio scale'. -
4 Constructie van items en kwantificering van reacties
Dit is een preview. Er zijn 21 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat kan een hoge p-waarde betekenen?
De vraag was te makkelijk. -
Meerkeuze items bestaan uit een uitspraak, een bewering, een vraag of een probleemstelling, gevolgd door twee of meer antwoorden waaruit de respondent dient te kiezen. Vrijwel nooit groter dan vijf = Likert-item).De variatie binnen de meerkeuze-antwoordvorm is groot. Volgens welk principes onderscheiden wij meerkeuze-items?
Kiezen is detweekeuzevorm : ja/nee, juist/onjuist , etc.Meer dan tweeantwoordmogelijkheden :
antwoorden is juist of onjuist
- Meest/minst juiste antwoordvorm
- verschillende- antwoordenvorm- Rangschikking
- Toeschrijving of matching
-
Wat is de ideale p-waarde (frequentie op het goede antwoord)?
0,5 van een item -
5 Afneming van tests en verwerking van testgegevens
Dit is een preview. Er zijn 27 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5
Laat hier meer flashcards zien -
Voor een vierjarige jongen wordt een IQ van 125 berekend.Op tienjarige leeftijd wordt dezelfde jongen opnieuw getest en wordt opnieuw een IQ van 125 berekend.Deze laatste uitkomst geeft aan dat het verschil tussen mentale en chronologische leeftijd in absolute zin
Groter is dan op vierjarige leeftijd.
Op vierjarige leeftijd heeft het kind een mentale leeftijd van vijf jaar; de absolute voorsprong is dus één jaar.
Wanneer het kind op tienjarige leeftijd een IQ van 125 heeft, is de mentale leeftijd 12.5 jaar; de absolute voorsprong is 2.5 jaar.
Om een gelijk IQ te houden, moet de absolute voorsprong dus steeds groter worden naarmate het kind ouder wordt. Deze eis is een onbevredigend aspect van het gebruik van een ratio-IQ.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden